Verslag 44 - Trekking in Kalaw | ||
Monniken met hun bedelnap |
In het vroege ochtendlicht zien we aan de overkant van de straat in oranje
gehulde monniken 'bedelen'. Ze lopen op blote voeten (het is ijskoud!),
met voor zich een zwarte nap waar de bevolking eten in doet. De mensen
schouwen het als een eer om voedsel te mogen geven aan monniken.
|
JP heeft zijn grappige hoedje weer op en draagt zijn grote rugzak laag op zijn rug. Tijdens het eerste gedeelte van de wandeling vertelt JP zijn persoonlijke geschiedenis. Zijn vader is vanuit India met een boot naar Birma gekomen en is in zijn hele leven nog maar éénmaal terug geweest naar India, namelijk om zijn vrouw uit te zoeken. De ouders van JP hebben zich in Kalaw gevestigd en hebben hier een huis gebouwd. In de jaren zestig moesten veel buitenlanders het land verlaten. Zijn ouders hebben toen het Birmese staatsburgerschap aangenomen. Zijn beide ouders zijn inmiddels overleden en JP woont nu in het huis van zijn ouders. JP woont dus al zijn hele leven in Kalaw en heeft in zijn jeugd les gehad van Engelse leraren. Hij spreekt behalve Birmees, Engels, Hindu en enkele locale dialecten. |
JP loopt voorop |
Het eerste gedeelte van de wandeling leidt ons het dorp uit in de richting van de eerste heuvels. We zien het dorpje nu pas goed. Kalaw is een mooi dorpje. Er staan mooie grote huizen met goed verzorgde tuinen. Over smalle paden begint al snel een pittige beklimming. In een drooggevallen rivierbedding worden gewassen verbouwd en aan de overkant zien we een primitief hutje. Voor het hutje speelt een kind. JP spreekt enkele woorden met de moeder van het kind en vertelt ons dat ze hier alleen tijdelijk wonen om de gewassen te beschermen tegen de dieren. Vannacht heeft de vrouw nog twee beren weg moeten jagen. |
|
Als we de eerste heuvel zijn gepasseerd, zien we uit een dorpje een groep vrouwen de berg oplopen. Ze blijken op weg te zijn naar de theeplantage. We komen ook twee meisjes tegen die hun gezichten dik ingesmeerd hebben met thanaka. Als we foto's maken, poseren ze gewillig. JP is onze tolk en zo komen we te weten dat de meisjes 18 en 19 jaar en nog niet getrouwd zijn. Als we afscheid nemen, lopen de meisjes giechelend verder. Later horen we ze zingen. |
Op weg naar het volgende dorpje passeren we een kudde
koeien. Een heel klein jongetje loopt achter de kudde aan en jaagt met
behulp van een stokje de koeien op. Ook nu heeft JP weer een woordje klaar
en maakt hij grapjes. Later plukt hij blaadjes van de bomen en struiken
en geeft ons uitleg over de medicinale werking. Als we de blaadjes in
onze handen wrijven ruiken we een lekkere citroengeur.
|
|
In deze heuvels
leven verschillende bergvolken, elk met een eigen taal, kleding en cultuur.
De paden die wij bewandelen leiden langs dorpjes van de palaung-stam. Veel
van de mensen van deze stam leven in indrukwekkende 'longhouses', grote
paalwoningen waarin een aantal families woont. Als een zoon van de familie
gaat trouwen en een gezin gaat stichten, wordt aan het bestaande huis een
stuk bijgebouwd. Omdat er geen binnenmuren worden gebouwd, ontstaan huizen
van 60 meter die helemaal open zijn. Men heeft er dus weinig privacy. Matjes
en vuurtjes geven aan waar een familie slaapt en kookt. |
Vrouw van de palaung-stam |
We worden gastvrij in één van de longhouses
onthaald. Binnen zien we dat er op verschillende vuurtjes wordt gekookt,
maar de rook van de vuurtjes houdt ook de muggen op afstand. We horen
dat er in dit longhouse zeven families (ongeveer 60 mensen) wonen. De
mensen dragen kleurrijke kleding en zijn erg vriendelijk. Achter de vuurtjes
liggen de schamele bezittingen van de bewoners. Men slaapt op dekens op
de grond. Er zijn een paar afgeschermde ruimtes, maar die worden alleen
gebruikt als men enige privacy wil hebben, zoals bij een geboorte. Zo
te horen aan het geknor worden onder het huis de varkens gehouden.
We nemen plaats op de grond en krijgen Chinese thee aangeboden. Kinderen spreiden voor ons op de grond zelfgemaakte hoedjes op de grond uit en proberen deze te verkopen. Bij de thee krijgen we schalen fruit aangeboden. De mandarijnen en bananen smaken heerlijk. De bananen hebben wel een andere structuur dan we gewend zijn. JP vertelt dat men de geplukte, nog groene bananen in palmbladeren wikkelt en deze in een mand doet. Deze mand wordt enkele dagen boven het vuur gehangen, waardoor de bananen als het ware gestoofd worden en eerder rijp worden. |
||
Man of vrouw? |
Als we verder door het huis lopen, zien we een ander gezin bij een vuur zitten. De oude man (of is het een vrouw?) spreekt geen woord Engels maar voert wel een heel gesprek met ons. Hij wil graag op de foto en poseert gewillig in het binnenvallende licht. Als hij de genomen foto terugziet op het LCD-scherm van de camera moet heel zijn familie komen kijken. Helaas kunnen we geen afdruk voor hem maken maar we beloven via JP enkele afdrukken op te sturen. |
We gaan weer op pad. Het is inmiddels behoorlijk warm
geworden hoewel er soms een koel windje waait. We wandelen nog enkele
uren door het gebied. Regelmatig hebben we een mooi vergezicht op de tegenoverliggende
bergen. We zien een spoorlijntje, dat zo steil is, dat de trein zigzaggend
naar boven rijdt. Als we rond het middaguur een viewpoint bereiken, zoeken
we onder een bloeiende bougainville een plekje op bamboestoeltjes. JP
regelt binnen onze lunch terwijl wij onze dorst lessen en genieten van
het prachtige uitzicht. Na enige tijd worden er heerlijke chappaties met
schaaltjes groenten en knoflook gebracht. Wandelen maakt hongerig. We
laten dus nog en paar chappaties aanrukken.
|
|
|
|
Na de lunch trekken
we verder en bezoeken we nog een ander bergdorpje van de palaung-stam. In
de straatjes worden we welkom geheten door een groep kinderen. Ze roepen
constant "Hello, Hello" en krijgen er maar geen genoeg van. Een
vrouw nodigt ons uit een kopje thee te komen drinken. Helaas moeten we haar
aanbod afslaan. We hebben namelijk afgesproken dat we vandaag rond 16.00
uur terug zijn in Kalaw omdat we vandaag nog verder willen reizen naar het
Inle Lake. In het dorpje maken vrouwen bezems. De gedroogde bladeren en bamboe worden op een kunstige manier tot een bezem omgevormd. Als de bezems klaar zijn, reizen de vrouwen helemaal naar Mandalay (2 dagen reizen) omdat de verkoop van de bezems daar enkele kyat meer oplevert. |
|
In een klein schooltje
zitten tientallen kinderen van allerlei leeftijden op de grond. Enkele kleine
monnikjes gillen hardop hun les. Eén lerares probeert de orde te
handhaven, wat haar niet echt lukt. Het is een wonder dat de kinderen hier
nog iets leren. In het dorpje is ook een klooster waar enkele monniken en
novicen wonen. De monniken bouwen een gigantisch stenen gebouw. Het gebouw
valt op tussen alle primitieve bamboehutjes van de locale bevolking. Het is ondertussen al vrij laat geworden en we besluiten terug te lopen naar Kalaw. Aan de weg terug lijkt geen eind te komen. Na elke heuvel en bocht denken we er ondertussen wel te zijn. De tijd begint aardig te dringen. We zouden om 16.00 uur terug in Kalaw zijn om onze reis naar het Inle Lake te vervolgen. We lopen en lopen en lopen nog een hele tijd door. We passeren een man en vrouw, die elk met een stapel teakhouten planken van wel 3 meter de berg opwandelen. JP vertelt dat er nog niet zo lang geleden een vrouw was gevallen en haar been had gebroken. Met veel pijn en moeite hebben ze de vrouw naar het plaatselijke ziekenhuis kunnen brengen. Maar de mensen worden daar alleen geholpen als ze de behandeling kunnen betalen en er moest voor de vrouw eerst in het dorp gecollecteerd worden voordat ze behandeld kon worden. Als we bijna in Kalaw zijn worden we tegengehouden door mannen die aan
de weg werken. Ze vragen een kleine donatie en tonen een schrift waarin
giften van vorige "slachtoffers" staan geschreven. JP heeft
dit nog nooit meegemaakt. Na betaling van enkele kyat mogen we doorlopen.
Dit is ook een manier om wat bij te verdienen. |