Print dit verslag
Verslag 81 - Eerste kennismaking met Bali

Het is vandaag woensdag 17 april en Roos is jarig. Het zal een ongewone verjaardag worden omdat we vandaag via Singapore naar Indonesië vliegen. Leo probeert nog in het restaurant van het hotel een ontbijt op bed te regelen maar dat is niet gelukt. Ze begrepen er niets van. Ontbijten? Ja dat was mogelijk. In het restaurant.
Om 8.00 uur worden we opgehaald door het busje dat ons naar de luchthaven zal brengen. Zonder slingers, vlaggetjes, cadeaus en ontbijt gaan we op weg. Op de luchtgaven koopt Leo nog een warme appelgebak voor Roos. Bij Burger King. Toch nog een gebakje vandaag.

Met Garuda Indonesia Airways vliegen we in 2 uur naar Singapore. Daar moeten we het vliegtuig even uit en kunnen we lekker shoppen in de luxe winkels op de luchthaven. Net als Bangkok is de luchthaven van Singapore een belangrijke hub in Azië. De luchthaven is dan ook ongelooflijk groot. We moeten de klok één uur vooruit anders missen we nog de vlucht naar Bali. Om 17.55 uur stijgen we weer op en vliegen we in bijna 3 uur naar Ngurah Rai, de internationale luchthaven in Denpasar op Bali.

Het duurt lang voordat de douaneformaliteiten zijn afgehandeld. Alle buitenlanders wordt gevraagd of ze in het bezit zijn van een retourticket of een ticket naar een verdere bestemming. Wij hebben een retourticket en nadat we dat hebben laten zien, krijgen we een stempel in ons paspoort en mogen we doorlopen. Van andere reizigers hebben we later begrepen dat het op zich geen probleem is als je geen retourticket hebt, mits je maar voldoende geld bij je hebt om een paar douaniers tevreden te stellen. Het had onze eerste kennismaking kunnen zijn met de corruptie in Indonesië.

Met een pre-paid taxi laten we ons in Kuta Beach afzetten bij een hotel dat we in de Lonely Planet hebben gevonden. De chauffeur is niet helemaal wijs; Hij rijdt aan beide kanten van de weg, rijdt veel te hard en vindt dat rode stoplichten er zijn om genegeerd te worden. Hij heeft ook nog een rare tik. Hij slaat zichzelf steeds letterlijk tegen zijn hoofd. We zijn inmiddels al heel wat gewend in het verkeer in Azië, maar we zijn blij als we uit kunnen stappen. Het uitgezochte hotel blijkt behoorlijk duur te zijn. We zijn moe, hebben het warm, het is al laat en we hebben eigenlijk geen zin om nog lang verder te zoeken naar een goedkoper alternatief.

Hotel Sorga Cottage in Kuta Beach
Hotel Sorga Cottage in Kuta Beach

Iets verderop in de straat vinden we een iets goedkoper hotel waar we een kamer met een fan nemen. De aircokamer was erg aanlokkelijk, maar veel te duur. Via een prachtige tuin met een groot zwembad bereiken we onze kamer. Als alle spullen in de kamer staan en we fris gedoucht hebben, eten we in het restaurant van het hotel nog een geweldig verjaardagsdiner. Een bord heerlijke nasi goreng met kipsaté en echte pindasaus!

Als het de volgende dag weer licht is, zien we dat Kuta Beach een erg toeristische badplaats is. Er is een mooi breed zandstrand en de golven zijn hoog. Dit is dan ook een geliefde plaats voor surfdudes en surfbabes. In het centrum zijn veel winkels en restaurants gevestigd. Op de stoep staan tientallen touts ons naar binnen te roepen of proberen ons over te halen om een taxirit te maken. Vergissen we ons nu? Is het hier nog erger dan in India of kunnen we er niet meer zo goed tegen? Zoals gewoonlijk lopen we ook nu weer iedereen voorbij zonder op of om te kijken.

In een klein kantoortje vlakbij het hotel huren we auto voor zeven dagen. We willen het eiland rond gaan rijden. We maken duidelijk dat we de goedkoopste auto willen hebben. We krijgen een Suzuki Jimny aangeboden in de kleur groen. We weten dat bijna alle toeristen in een witte Suzuki Jimny rijden en een groene bevalt ons dus wel. Vallen we tenminste niet zo op. De prijs bevalt ons echter niet. Ze vragen 250.000 rupiah voor een dag. We barsten in lachen uit en maken aanstalten het kantoortje te verlaten. Maar dat is blijkbaar niet de bedoeling. De vraagprijs daalt enkele tienduizenden rupiah en na wat onderhandelen kunnen we de Jeep uiteindelijk voor 85.000 rupiah per dag huren. Now we're talking bussiness! We kunnen morgenavond om 18.00 uur de Jeep ophalen.

De volgende avond om 18.00 uur staan we voor de deur van het kantoortje. We voeren een laatste controle op de auto uit, krijgen een korte instructie en nemen de sleutels in ontvangst. In Indonesië rijdt men aan de linkerkant van de weg en dit houdt dus in dat het stuur aan de rechterkant zit. Het is even wennen om met je linkerhand te schakelen. Ook de schakelaars van de richtingaanwijzer en de ruitenwisser zitten aan de verkeerde kant, met als gevolg dat regelmatig de ruitenwissers aan gaan als we richting willen aangeven. Ook het rijden in de Jeep is even wennen. De auto lijkt wel een tank. Het stuurt en schakelt heel zwaar en voordat de rem gaat werken hebben we een gat in de bodemplaat getrapt. Op weg naar de benzinepomp moeten we door hele smalle straatjes rijden. Rechtuit rijden is geen probleem, maar een scherpe bocht nemen met de Jeep blijkt onmogelijk door de grote draaicirkel. De benzine in Indonesië is gelukkig spotgoedkoop. Je betaalt 1.600 rupiah per liter (circa E0,18). De rest van de avond besteden we aan het uitstippelen van de route aan de hand van de wegenkaart en de reisboeken.

Op vrijdag 19 april gaan we na het ontbijt op weg. Het eerste uur met de auto begint al goed. Bij een kruispunt stapt er opeens een agent voor de auto die ons naar de kant dirigeert. De agent vraagt het internationale rijbewijs en zegt Leo hem te volgen. In een klein hokje zegt de agent dat we niet op tijd bij de stopstreep van een verkeerslicht zijn gestopt. De bekeuring bedraagt 150.000 rupiah. Maar, zegt hij erbij, als we hem 50.000 rupiah geven mogen we doorrijden zonder bekeuring. We willen natuurlijk niet meewerken aan deze corrupte praktijken, maar als de agent de bekeuring van 150.000 begint uit te schrijven, kiezen we eieren voor ons geld. Hij krijgt 50.000 rupiah van ons. Met een glimlach op zijn gezicht vertelt hij ons dat we kunnen vertrekken. Hij houdt zelfs het verkeer nog even voor ons tegen zodat we gemakkelijk de weg op kunnen rijden.
Nog geen tien minuten later worden we weer gesommeerd naar de kant te gaan. Deze keer wilde een motoragent 50.000 rupiah aan ons verdienen. We zouden van baan zijn verwisseld waar dat niet mag. Leo smeekt de agent bijna op zijn knieën om het bij een verbale waarschuwing te laten en vertelt hem dat hij al de derde agent is die ons aanhoudt (beetje overdrijven kan geen kwaad). De agent kan er wel om lachen als hij hoort dat zijn andere collega's hem voor zijn geweest. Gelukkig begrijpt hij ook dat we niet meer willen betalen en we mogen zonder te betalen doorrijden. We nemen ons voor om elke agent te omzeilen en te negeren. Als we vandaag nog een bekeuring (om niets) krijgen brengen we de auto terug en gaan we verder met de bus reizen. Het is overigens lastig om op Bali de weg te vinden en - als je hem eenmaal hebt gevonden - te volgen. Er staan nauwelijks borden langs de weg, de wegen hebben geen nummers en bij sommige wegen vraag je je af of het wel wegen zijn. Gelukkig hebben we een klein kompasje bij ons. Zo weten we in ieder geval in welke richting we rijden en kunnen we onze "weg" redelijk volgen.

De creativiteit van de Balinezen blijkt groot te zijn. In veel dorpjes die we passeren wordt een bepaalde kunstvorm beoefend. We passeren dorpjes waar men zich bekwaamd heeft in het houtsnijden, schilderen, steenhouwen of goud- en zilverwerk. Het lijkt wel of iedereen op Bali kunstenaar is.
In Batubulan heeft men zich blijkbaar gespecialiseerd in beeldhouwwerk. Langs de weg zijn kleine winkeltjes waar je grote en kleine stenen beelden kan kopen. We zijn op weg naar het
Taman Burung Bali Bird Park in Batubulan, maar kunnen het niet vinden. We rijden een paar rondjes door het dorp en uiteindelijk besluiten we het maar te vragen bij een benzinepomp. Er blijken twee parken te zijn, namelijk het Taman Burung Bali Bird Park en het Bali Reptile Park. We besluiten alleen een kaartje voor het vogelpark te kopen omdat we gelezen hebben dat dit park mooier is dan het Reptile Park. Het park is prachtig aangelegd met veel groen. Vlak na de ingang zitten enkele fel gekleurde papagaaien op een hekje. Ze zitten niet vast en kunnen zich vrij bewegen.

Kraanvogel

In het park worden honderden vogels gehouden. De meeste exemplaren zijn typisch voor Zuid-Oost Azië en zijn in het park uit het ei gekropen. Er worden echter ook enkele (grote roof)vogels gehouden die alleen voorkomen in Zuid-Amerika. Er zijn twee hele grote kooien waarin de vogels vrij rond kunnen vliegen en waar je als bezoeker doorheen kan lopen. Erg leuk als de mooiste vogels over je hoofd scheren.

In een andere kooi zien we enorme grote vleermuizen aan de bovenkant van de kooi hangen en de grappigste vogeltjes zijn kleine uiltjes. Ze zitten allemaal bij elkaar te slapen, maar als wij voor de kooi staan, doen ze tegelijkertijd hun oogjes open. Vervolgens beginnen ze allemaal driftig met hun oogjes te knipperen. Het is net alsof ze niet geloven wat ze zien.

In het vogelpark worden ook een paar reptielen gehouden waaronder de Komodo-varaan. Als het goed is gaan we die nog in levende lijve zien. We lopen ruim 2 uur door het park en vinden het de moeite en het geld waard. Op weg naar de uitgang zien we dat het mogelijk is met de papagaaien op de foto te gaan. De grote, zware vogels worden op je schouder of hoofd gezet waarna je een foto kan maken. Je kan ook een foto laten maken door een medewerker van het park en het resultaat op een T-shirt laten afdrukken.

Komodo-varaan
Komodo-varaan

Aan het begin van de middag rijden we door naar het kunstenaarsdorpje Ubud. Ubud is het culturele centrum van Bali. De Balinese cultuur wordt hier in ere gehouden. We moeten een paar keer het dorp rondrijden voordat we een parkeerplaats hebben gevonden. Als we naar het centrum lopen begint het te regenen. En niet zomaar regenen! Het is een ware tropische regenbui. We besluiten voor de regen te gaan schuilen in een winkeltje waar we ook onze email kunnen checken. Als we een uurtje later weer naar buiten komen, blijkt het nog harder te regenen. Snel rennen we aan de overkant van de straat een restaurant binnen. Het is toch lunchtijd geworden.

Noodweer in Ubud
Noodweer in Ubud

Inmiddels is het ook heftig gaan onweren. De straten staan binnen enkele minuten volledig blank. Auto's en brommers komen praktisch stil te staan en komen maar met moeite vooruit en brommerbestuurders zitten tot aan hun schenen in het water.

Als het wat minder is gaan regenen, wandelen we langs de vele souvenirwinkels en galerieën in de richting van de markt. Dit blijkt een gebouw van twee verdiepingen te zijn dat is volgepakt met souvenirs. We lopen door de smalle gangetjes en besluiten al snel deze toeristische attractie te verlaten. We gaan op weg naar Tegallalang, ten noorden van Ubud. Hier bevinden zich de mooiste terrasrijstvelden van Bali.
Aan de vele souvenirwinkeltjes langs de kant van de weg merken we dat de rijstvelden niet ver weg meer zijn. We parkeren de auto en als we uitstappen worden we belaagd door de verkopers. Inmiddels hebben we wel geleerd om de verkopers niet aan te kijken en vooral niet met ze te gaan praten (hoe arrogant dit ook is). We houden ons Oost-Indisch doof (weten we gelijk waar die uitdrukking vandaan is gekomen). Op deze manier hebben ze al snel door dat we niet geïnteresseerd zijn en gaan ze op zoek naar andere toeristen.

De rijstvelden zijn schitterend. Zowel letterlijk, als figuurlijk. De sawa's zijn mooi groen omdat het net geregend heeft en de zon doet alles blinken. De terrassen staan vol met jonge rijstplantjes en tussen de rijstvelden groeien palmbomen. Vanaf de weg hebben we een wijds uitzicht op de diepe vallei. In het rijstveld zijn mensen aan het werk. Een man staat de jonge plantjes te planten en een andere man kapt met een groot kapmes een palmboom om.

Terrasrijstvelden in Tegallalang
Terrasrijstvelden in Tegallalang

Toch een foto?
Toch een foto?

Een man met een juk met twee grote manden staat ons vrolijk toe te zwaaien. "Wat zijn die Indonesiërs toch vriendelijk", denken we nog en zwaaien vrolijk terug. De man loopt in onze richting en blijkt graag voor geld voor ons te willen poseren. We bedanken hem vriendelijk. Waarschijnlijk verdient de man op deze manier meer geld dan de gemiddelde rijstverbouwer. Helemaal als er weer een bus met Japanners wordt uitgeladen.
De route terug naar Kuta Beach voert ons langs de kust. Het is al donker als we bij het hotel arriveren. Tijdens het eten kijken we met gemixte gevoelens terug op vandaag. Na een vervelend begin van de dag (bekeuringen) hebben we toch genoten van de natuur en de dorpjes. Wat gaat ons de komende zes dagen autohuur brengen? Hoeveel agenten gaan we nog tegenkomen?
Fotoserie 92
Achter de schermen
Volgende verslag