Verslag 10 - Xiahe | ||
Xiahe bestaat eigenlijk alleen uit een lange hoofdstraat. In het oostelijk deel van de stad wonen voornamelijk Hui (Chinese moslims) en Han-Chinezen. Er zijn hier veel theehuisjes, restaurantjes en winkeltjes, veelal gedreven door Hui. In het westelijke deel wonen voornamelijk Tibetanen. De scheidingslijn ligt halverwege, bij het Tibetaanse Labrangklooster, naar onze mening de belangrijkste bezienswaardigheid van Xiahe. Het Labrangklooster, één van de zes grote Tibetaanse kloosters van China, is het belangrijkste Tibetaanse klooster buiten Tibet. Het klooster werd in 1709 gesticht door een "levende boeddha", afkomstig uit het naburige Ganjia. |
![]() Het Labrangklooster |
|
![]() Op weg naar muziekles? |
Vóór 1949 woonden hier 3.000 monniken van de Tibetaanse,
boeddhistische geelkap-orde (Gelukpa-orde). Dit aantal nam later sterk
af, in het bijzonder tijdens de culturele revolutie. Toen werden de gebouwen
en de kunstschatten door de Chinezen op grote schaal verwoest en werden
de monniken gedwongen een andere levensvervulling te zoeken. De gebouwen
zijn inmiddels grotendeels hersteld en er wonen weer zo'n 1.000 monniken,
voornamelijk afkomstig uit Winghai, Gansu, Sichuan en Binnen-Mongolie.
Ze variëren in leeftijd van 5 tot 95 jaar. |
|
Rond
10.00 uur lopen we in de richting van het Labrangklooster. Er heerst al
veel bedrijvigheid op straat. De locale bevolking in kleurrijke kleding
hebben hun kraampjes inmiddels ingericht. Ze verkopen religieuze artikelen
zoals belletjes, gebedsmolens, boterlampjes, rozenkransjes en toeters, maar
er wordt ook erg veel kleding (schoenen, bontjassen en hoeden) en fruit
verkocht. Ook hangen er veel verschillende vellen en huiden met de meest
prachtige kleuren. Ondanks het feit dat bij sommige vellen de kop en de
poten er nog aanzitten, kunnen wij niet ontdekken welke dieren het zijn.
Het lijken ons vossen en katachtigen en soms denken we een tijger- of een
luipaardenvacht te herkennen. De bevolking is erg vriendelijk en roept om
de 10 seconden "hello, hello". Waarschijnlijk willen ze onze aandacht
trekken om iets te kunnen verkopen, maar wij zeggen vriendelijk "hello"
of "Ni hao" terug en lopen door. Via de hoofdstraat lopen we in de richting van het Labrangklooster. We kunnen het niet zo gemakkelijk vinden en in eerste instantie lopen we te ver door. Er zijn hier ook zoveel kloosters en religieuze gebouwen. Op straat lopen tientallen monniken in rode en paarse gewaden en sommigen dragen hun gele muts van het type hanenkam. Ze lijken echter allemaal een andere kant op te gaan. Daar hebben we dus ook niet veel aan. |
![]() Op weg naar... ? |
|
![]() Jeneverbeshaard |
Dan besluiten we een belangrijk uitziend gebouw via een zij-ingang binnen te gaan. Rond het binnenplein is een overkapte galerij met op de muren mooie thangka-schilderingen. Het is nog leeg op het binnenplein. Rond de klok van 11 uur komt er echter plots wat bedrijvigheid. Op het binnenplein van het klooster staat een grote stoepavormige witte "oven" (jeneverbeshaard) waarin een vuur brandt. Pelgrims gooien hout van aromatische heesters, in het bijzonder jeneverbesstruiken, op het vuur omdat de rook de gebeden naar de goden brengt en zo kwade geesten verjaagd. De geurige rook wordt ook gezien als offerande en roept zegening af. De dichte en zwaar geurende rook wordt over het plein verspreid en beneemt ons letterlijk de adem. | |
Een
monnik opent de poorten van de hoofdingang van het klooster en op het dak
van het klooster verschijnt een monnik die ons vriendelijk toezwaait. Hij
hangt, tussen de goudkleurige pilaren, een grote Tibetaanse hoorn op en
begint op de hoorn te blazen. Een donker en zwaar "hoeoeoeoeoeoeoeoe".
Het geluid wordt regelmatig herhaald. Met dit geluid worden de monniken
uitgenodigd om naar het klooster te komen voor een religieuze dienst. Monniken komen het klooster binnen en nemen plaats op de treden voor de ingang. Ze beginnen met het opzeggen van hun gebeden. De tekst is voor ons niet te begrijpen maar het prachtige en typerende geluid zullen we ons altijd blijven herinneren. Het lijkt wel of iedereen door elkaar heen zit te mompelen, maar toch is het geluid erg ritmisch. Op het bordes verschijnen twee monniken die indrukwekkend zijn gekleed. Ze hebben lange rode gewaden aan en het lijkt of het kleerhangertje er nog onder zit. Op hun hoofd dragen zij enorme grote gele kappen die veel groter zijn dan de kappen van de andere monniken. Helaas zijn er vandaag (zondag) niet zoveel monniken aanwezig Als er nogmaals een toeter klinkt, trekken ze hun laarzen uit en lopen het klooster in. |
![]() Het opperhoofd? |
|
![]() De typische laarzen van een monnik |
Overigens mogen alleen monniken het klooster in. Door de deur van het
klooster mogen we echter naar binnen kijken. De ruimte is schemerig en
wordt verlicht door kaarsen die branden op scherp geurende jakboter. De
monniken zitten op kussens op de grond, hebben hun gele kappen op en het
prachtige geluid van de gebeden is duidelijk te horen. We mogen er helaas
geen foto's van maken.
|
|
Als iedereen een kaartje heeft gekocht, kunnen we eindelijk het klooster
in. De monnik zegt ons uitdrukkelijk dat we geen foto's mogen maken. Hij
vertelt ons dat er gisteren zelfs een camera van een toerist is afgepakt
omdat hij toch een foto maakte. In de slecht verlichte meditatieruimte
lopen we via de zijkant naar de heilige beelden. We krijgen uitvoerig
uitleg in moeilijk verstaanbaar Engels. Waarschijnlijk spreekt hij wel
Engels maar verstaat hij het slecht want bij bijna alle vragen begrijpt
hij ons niet (of ons Engels is zo slecht). Regelmatig worden we opzij
gedrukt door pelgrims die voor de beelden willen bidden. Ze offeren onder
andere yakboter (om de tientallen boterlampen van brandstof te voorzien)
en geld. De gids vertelt de geschiedenis van het Tibetaanse boeddhisme
in het algemeen en van het klooster in het bijzonder. In het klooster
bevinden zich meer dan 60.000 boeddhabeelden en een grote verzameling
boeddhistische geschriften en wetenschappelijke werken. Er is ook een
drukkerij waar gebedenboeken worden gedrukt. |
||
![]() Pelgrim bij gebedsmolens |
Minstens
zo intrigerend als het klooster en de bewoners, zijn de honderden pelgrims
die dagelijks van heinde en verre toestromen in hun beste kleding. Vooral
de vrouwen zien er schitterend uit. Onder donkere gewaden afgezet met een
band van felle kleuren, dragen zij felgekleurde kleding. Hun lange zwarte
haren dragen zijn in vlechten, die aan de uiteinden aan elkaar zijn gebonden.
Zij hebben schitterende sieraden van goud en kostbare stenen als turkoois
en koraal. Alle pelgrims volgen de 3 kilometer lange pelgrimsroute die om het klooster heen loopt. Allen maken de rondgang conform boeddhistisch gebruik in de richting van de wijzers van de klok. Langs de route staan in lange, laag gebouwde hallen honderden gebedsmolens, onderbroken door af en toe een grote hal, met daarin enorme gebedsmolens. Het is de bedoeling dat de pelgrim alle molens een keer aan het draaien brengt. Dit brengt geluk. Vaak wordt een groot gedeelte van de weg prosternerend afgelegd; de pelgrims, met stof bedekt, laten zich dan steeds op de knieën vallen, strekken zich dan uit over de grond, raken met hun voorhoofd de grond aan en staan dan weer op doen een stap vooruit om zich vervolgens opnieuw op de grond te laten vallen. Erg vermoeiend allemaal... Het reciteren van mantra's doet vanuit de verte denken aan het gezoem van bijen. |