Verslag 5 - Een dag in de jungle |
De volgende ochtend (het is inmiddels zondag, 5 oktober 2003) worden we om 7.30 uur wakker door onze speciale junglewekker. Een medewerker van de wekdienst blijft namelijk net zo lang op onze deur kloppen tot we antwoorden. We horen direct dat het niet meer regent. |
Na het ontbijt stappen
we weer in de smalle bootjes voor een korte tocht naar het dorpje van
de Orang Asli, de "oorspronkelijke
mens", de oudste bewoners van Maleisië. In Maleisië wonen
nog ongeveer 60.000 Orang Asli, waarvan ongeveer 60% in de jungle leeft.
De term Orang Asli wordt in Maleisië te pas en te onpas gebruikt.
De term wordt namelijk niet alleen voor de oorspronkelijke Orang Asli
gebruikt, maar ook voor de andere volkeren die niet tot de drie belangrijkste
etnische groepen (Maleis, Chinees, Indiër) behoren.
De Orang Asli die wij bezoeken hebben een donkerdere huid en kroeshaar. Ze doen een beetje denken aan de mensen uit Papoea Nieuw Guinea of uit Afrika. Ze behoren dan ook tot de groep van de negrito. Dit van oorsprong nomaden volk leeft al eeuwen in Maleisië. |
![]() Naar de Orang Asli |
![]() |
![]() |
De Orang Asli wonen
in kleine groepen in het oerwoud. Het dorp van de stam die wij bezoeken
bestaat uit ongeveer tien houten simpele huisjes waarin verschillende
families wonen. Het dorp staat direct aan de rivier en de huisjes zijn
dan ook op palen gebouwd. De gids vertelt dat de mensen hier een paar
maanden blijven en dan weer verhuizen naar een ander permanent dorp of
de jungle intrekken en in een halve dag een nieuw onderkomen bouwen. Er
zijn dus momenteel verschillende dorpen waarvan de bewoners rouleren.
De Orang Asli blijven over het algemeen op één plek wonen tot er iets "ergs" gebeurt (bijvoorbeeld als een dorpsgenoot een ernstige ziekte krijgt of als er iemand overlijdt). Men gelooft namelijk dat er dan boze geesten in het spel zijn. Men verlaat dan snel het dorp en bouwt ergens anders een nieuw dorp. Een dode wordt overigens het oerwoud mee ingenomen en in een boom "begraven". Onze gids moet echter bekennen dat hij dit nog nooit heeft gezien. Dit is ook logisch want alleen de familie weet waar de dode is begraven en keert ook niet meer terug naar het graf. In het dorp zien we een paar mannen, vrouwen en opvallend veel kinderen. Men leeft onder erg primitieve omstandigheden; De huisjes hebben geen elektriciteit of stromend water. In een van de hutjes brandt in een apart gedeelte een vuurtje waarop gekookt wordt. De vrouwen en kinderen halen met plastic jerrycans het water uit de rivier. Etensresten liggen op de grond en vormen weer een mooie voedselbron voor de vliegen en ander ongedierte. |
||
De Orang Asli zijn wel lui (of gemakkelijk?). Bijna de hele dag hangen ze rond de huisjes en ze denken niet ver vooruit. Als er vandaag maar genoeg te eten is en wat geld om goederen te kopen die niet in het oerwoud te vinden zijn. Volgens de gids kunnen we volop foto's nemen. Toch voelen we ons een beetje bezwaard. Vooral de vrouwen wekken de indruk dat ze het niet leuk vinden dat er foto's van ze worden genomen. Het is natuurlijk ook heel triest als je beseft dat ze elke dag een groep toeristen moeten ontvangen om wat contant geld te krijgen voor de eerste levensbehoeften. |
![]() Rondhangen voor je hutje |
|
![]() |
Als we een rondje door het dorp hebben gelopen, krijgen we een demonstratie hoe de Orang Asli vuur maken. Met enkele droge takjes, een stukje stof en een vuursteen heeft de leider van het dorp binnen enkele pogingen een beginnend vuurtje. Als het vuur door de natte takken niet echt wil branden, haalt hij een aansteker uit zijn zak om het vuur opnieuw aan te steken. Ook de Orang Asli zijn gewone mensen... |
|
De Orang Asli leven
vooral van de producten die ze vinden in het oerwoud zoals mango's en
kokosnoten. Ze bedrijven weinig tot geen landbouw. Ze trekken er wel regelmatig
op uit om te gaan jagen op vogels, apen en een enkele keer vangen ze zelfs
grotere dieren. Ze maken hierbij gebruik van een zelfgemaakte blaaspijp
en pijltjes.
De blaaspijp is een kaarsrechte bamboe stok van ongeveer 1,5 meter lang. Aan het eind zit een verdikt mondstuk. De pijltjes worden ook uit bamboe gesneden en zijn ongeveer 20 centimeter lang. Aan de bovenzijde van het pijltje maken ze van het witte sponsachtige materiaal dat in bamboe zit, een propje zodat de bovenzijde van de pijl de gehele blaaspijp vult. De pijltjes lijken nog het meest op satéstokjes waar je nog geen vlieg kwaad mee kunt doen. Daar vergissen we ons in. |
![]() Jagen met een blaaspijp |
|
De punt van het pijltje wordt in het sap van giftige planten, boombast en bessen gedoopt. Vervolgens wordt op 1 centimeter onder de punt van het pijltje een ring gekerfd met een mes, zodat de punt gemakkelijk afbreekt. "Apen zijn namelijk heel slim", zegt onze gids, "Als ze geraakt worden, proberen ze het pijltje eruit te trekken. De punt blijft dan zitten en binnen een paar minuten zijn ze dood". |
![]() |
Nu
mogen wij de blaaspijp proberen. De gids wijst dat wij op een stuk piepschuim
op een paal moeten schieten. Het is moeilijker dan iedereen denkt. De eerste
pijlen missen doel en zijn vervolgens lastig terug te vinden in hoge gras.
Ook Leo doet en poging en... raakt met de eerste pijl gelijk doel. In de
verte ziet hij een lekker kippetje scharrelen... Iedereen die het piepschuim heeft geraakt, krijgt een prijs; Een echte pijl in een bamboe kokertje. De Orang Asli proberen nog een centje bij te verdienen door blaaspijpen, pijlen en zelfgemaakte kammen van bamboe te verkopen. Al met al is het een interessant bezoek geweest aan een niet al te toeristische stam. We hebben de indruk dat ze hier nog leven onder primitieve omstandigheden en dat ze vanavond dit dorp niet verlaten om met hun moderne boten of auto's naar huis gaan. |
Met een boot varen
we een paar minuten stroomopwaarts naar de Canopy Walkway. We
moeten flink omhoog klimmen over modderige paden en trappen om het begin
van de Canopy Walkway te bereiken. De walkway bestaat uit bruggen die
hoog tussen de toppen van de bomen zijn opgehangen. Je loopt over smalle
planken met rechts en links een leuning van touw. Soms loop je 40 meter
boven de grond, dan weer 20 meter.
Er mogen maximaal 4 mensen tegelijkertijd met een onderlinge afstand van 5 meter de bruggen betreden. Bij te heftige bewegingen zwaaien de bruggen gevaarlijk heen en weer. We moeten al onze aandacht bij het wandelen over de bruggen houden en hebben nauwelijks tijd om van de omgeving en het uitzicht te genieten. Gelukkig zijn er platforms in de boomtoppen gemaakt waarop je kan uitrusten en waar je op je gemak de omgeving kan bekijken. Helaas is het tweede gedeelte van de Canopy Walkway afgesloten vanwege herstelwerkzaamheden. |
![]() Canopy Walkway |
|
![]() Hoog tussen de boomtoppen |
Met de boot gaan we
terug naar het resort. Een paar sportievelingen besluiten via een smal
en glibberig pad door de jungle terug naar het resort te gaan lopen. Wij
vinden het echter te warm en te vermoeiend. Als we in het restaurant van
het resort zitten te eten, arriveren de eerste sportievelingen al bij
het resort. Eén van hen heeft een bloedende wond aan haar been.
Ze weet niet hoe het is ontstaan. Als we het wondje bekijken, komen we
tot de conclusie dat het ronde wondje waarschijnlijk door een bloedzuiger
is veroorzaakt.
|
|
Het eerste gedeelte van de rit rijden
we over een smal pad dwars door een rubberplantage. Tussen de bomen spotten
we een groep wilde zwijnen (of zijn het varkens?). Dat deze dieren nog
niet in de pan zijn beland, heeft waarschijnlijk te maken met het feit
dat men in Maleisië voornamelijk moslim is. |